Toon alle feestdagen

Menu

  1. Geschiedenis Moederdag
  2. Moederdagkado
  3. Kleurplaten
  4. Moederdag Gedichten
  5. Moederdagontbijt
  6. Moeder voor 1 dag
  7. Toekomstige data moederdag

Komende 5 dagen

22 april
Dag van de Aarde
01 mei
Dag van de arbeid
03 mei
Dag v.d. Persvrijheid
05 mei
Bevrijdingsdag
09 mei
Dag van Europa

Het hele jaar door

Moederdag

Kadowinkels Moederdag


Gedichten voor Moederdag

Bookmark and Share

Moeders zijn voor iedereen van grote waarde. Vooral dichters weten gevoelens te vertalen naar woorden. Hieronder hebben we enkele prachtige gedichten geplaatst die gewijd zijn aan moeders.

Herinnering
Moeder, weet je nog hoe vroeger
Toen ik klein was, wij tesaam
Iedre nacht een liedje,moeder,
Zongen voor het raam?
Moe gespeeld en moe gesprongen
Zat ik op uw schoot en dacht
In mijn nachtgoed, kleine jongen,
Aan 't geheim der nacht.
Want als wij dan gingen zingen
't Oude altijd-eendre lied
Hoe God alle, alle dingen
Die wij doen, beziet,
Hoe zijn eeuwige, grote wondren
Steeds beschermend om ons zijn
-Nimmer zong je moeder, zonder 'n
Beven dat refrein - ,
Dan zag ik de sterren flonkren
En de maan door de wolken gaan,
D' Oude nacht met wijze, donkre
Ogen voor me staan.

Martinus Nijhoff (1894-1953)

Heimwee
Moeder, toen 'k lang geleden nog uw jongen,
Uw blijde eerstling was en nauw geboren,
Had ik u eens voor ene dag verloren-
En 't eerste leed was aan mijn hals gesprongen.
Toen, weer terug, heb ik mijn hoofd gedrongen
Aan uw warm hart, gefluisterd aan uw oren,
Om weer uw zoete moederwoord te horen -
Toen hebt gij mij zachtjes in slaap gezongen.
Moeder, ik ben alleen in verre landen!
Ik kan niet meer in uwe ogen lezen,
Ik kan niet schreien in uw milde handen;
O! Mocht ik eens nog aan uw schoot genezen!
Nog eenmaal toeven bij die trouwe wanden -
Moeder! Nog eens uw "Arme Jongen" wezen!

C.S. Adama van Scheltema (1877-1924)

Bij Moeder
Toen ik nog thuis bij moeder was, te klein
Om school te gaan, en 't mij al gauw verdroot,
Als 't zieke zusje sliep, heel stil te zijn,
Dan nam ze me in een hoekje op haar schoot.
Wat werd mijn ene wangetje dan rood
Dat tegen moeders borst lei, als ik, mijn
Klein handje handje in moeders grote hand, genoot
Van haar vertelling die mij stil deed zijn.
Ook zochten we in 't Bijbels prentenboek
En was 't "Nu nog van Jozef en zijn broers"
En "Nu van Jezus en van Betlehem"…
Ach moeder, ik, uw zoon die angstig zoek
Naar vrede en stilte , ben op 't kind jaloers
Dat stil werd onder 't luistren naar uw stem

Peter van Alsingha

Sonnet
Zij ging zo rustig door de jaargetijden
Des levens, of het altijd winter was
En avond, en zij bij het haardvuur las
Van eigen leed dat andren moesten lijden.
Zij werkte zonder weerzin of verblijden:
Boende her huis en zeemde het vensterglas;
Bereidde 't maal en deed de grote was
En liet zich roerloos in de slaap verglijden.
Zij wist van vreugde niet, bedwong geween,
Maar louter, als een zacht patina scheen
Iets zilverigs om haar eenvoudig wezen.
Zij was zo zuiverig en zij deed zo klaar
Alsof ze een van Gods milde handen waar'
Druk bezig om de wereld te genezen

Willem de Merode (1887-1939)

De Moeder
Hij sprak en zeide
In het zael zich wenend:
Vaarwel o moeder
Nooit keer ik weer…
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar weende zeer.
Sprak geen vervloeking…
Doch bijna blijde,
Beval de maegden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.
Maar toen na jaren
Melaats, een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer…
Zag zij hem aan en
Vond geen tranen
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.

Geerten Gossaert (1884-1954)

Het geschenk
Moederlief, zie daar een roosje
Van uw Coosje
Wijl gij heden jarig zijt.
'k Heb vanmorgen al gezongen
En gesprongen,
Zo verlangde ik naar die tijd
Maar ik kan geen rijmpje dichten,
Moet ik zwichten
Voor mijn broer in poezij
Neem dan, moeder, slechts dit roosje
Van uw Coosje,
'k Heb u toch zo lief als hij.

Hieronymus van Alphen (1746-1803)

In de kinderkamer
Alles in slaap!
Alles in rust!
Meisje en knaap,
Droefheid en lust!
Kleine krakelen, en knellendde zorgen
Wegens de moeilijke lessen voor morgen,
Eensklaps gesust!
Allen gezond,
Allen vol kracht;
Zie hoe die mond
Slapende lacht!
Een, nog een kusje gedrukt op de konen,
Blozende rozen, van dochtren en zonen,
En: Goede Nacht!
Ja, Goede nacht!
Slaap ongestoord!
God houdt de wacht,
God die ons hoort.
Kom, leg ook gij nu het hoofd maar terneder,
Liefdrijke moeder! Zo zorgzaam en teder;
Slaap ook zo zacht.

Nicolaas Beets (1814-1903)

De Moeder
Bij de moeder begint de wereld; in 't hart
Staat ze van af het eerst-bewuste stadig
Door de dagen en nachten val,
Zij met warmte van het open hart,
In stem en oog streelgebaar weldadig
Meevoerend het thuis-veilige overal.
En om haar de heel-eigene atmosfeer,
Eeuwig gelijk en doorzichtig-gezeefd
Van innigheid die geen ander heeft:
Iets helderzachts dat in haar 't meest teer
Is vastgelegd en o haar hand hoe zacht.
Haar glimlach is als een maanlichte nacht.
De moeder heeft de onbesnoeide macht
Die reikt van voor leefheugenis begon
En alle vezels trekken tot haar heen.
Jeugd steigert, stelt zich op zichzelf alleen,
En waant ontijdig dat zij alles won
En wil macht over alles wat bestaat;
Jeugd dwaalt weg, achtloos, van de liefdesbron.
Maar da's niet blijvend, en een dag hoe laat
Ook, komt, een dag van wederkeer.
En zonder een vervreemding, zonder tasten
Vindt de ziel van het kind de moeder weer
En drukt zich tegen haar met al zijn lasten
Als een jong lam tegen het moederdier
Zich aandrukt om de levenswarme vacht.
Er ging van haar liefde geen vlok verloren:
Zij was altijd nabij en heeft gewacht
En staat gereed als voor het pas geboren

H. Roland Holst-van der Schalk (1869-1952)

Mijn Moeder
Mijn moeder was een heilige vrouw. -
O daar ligt blijdschap in die rouw. -
Mijn moeder was heilig rein en zoet
Als de melk van haar borst, o mijn moeder was goed .
En schoon, schoon oud! Niet een groef in haar wang.
Haar ogen al ziel en haar woorden al zang.
Je hoorde, je zag haar en vroeg, mijn vriend,
Ach jongen waar heb je zo'n moeder verdiend?
En toch, je wist nog niet half wat zij deed
Uit verborgen zorgen; hoe hard zij streed
In de nederigheid van haar weduwsmart,
Met een roos op 't gelaat en een doorn in 't hart.
Haar kinderen schonk zij het brood uit haar mond
Tot het laatste bloed uit haar warme mond…
Mijn moeder…zoete gedachtenis,
Beheers wat er goeds in mijn leven is!

Rene de Clerq (1877-1932)

Moeder
Het is voorbij,
De dagen zijn gegaan,
Getijden van de zee,
Kwartieren van de maan,
Een boom vol vruchten
En een huis vol zomer,
Het is gedaan.
U keert terug tot wie u was,
Een vrouw alleen,
Ontdaan van bloesem en van blad,
Scherper getekend aan de hemel.
U hebt de wereld niet gewonnen,
De sterren niet bestormd,
De taken hebben u verdeeld,
Het werk heeft u ter hand genomen.
Nu bent u tot uzelf gekomen,
Jaarringen sieren uw gelaat,
De nevels nemen toe,
Een grijze winter staat te droen.
Ik weet het,
U gedenkt de stormen, -
Gedenkt de lente
Die te wachten staat.

Jaap Zijlstra (1933)

Zie voor meer moederdaggedichtjes bijvoorbeeld:
www.pieterfeller.nl